Dit artikel is een vervolg.
Lees hier deel 1 over de Bee-bot. Daarin vind je ontwikkelniveau 1 t/m 3.
Niveau 4 – Handicaps en Obstakels
Als een kind steeds meer stappen achter elkaar kan invoeren zou je denken dat het ontwikkelen klaar is.
Hij heeft het principe door, niks meer aan.
Maar daar wil ik graag tegenin gaan!
De Bee-bot is namelijk ook erg goed in te zetten bij wat oudere kinderen als je voorbij deze drie niveaus denkt.
Ik zie ontzettend veel kinderen die zichzelf (en elkaar) verder gaan uitdagen. Dit kun je ook als leerkracht doen.
Wat ik kinderen zie doen? Wat voorbeelden:
- En nu mogen we alleen achteruit!
- Hier is water, daar kan je niet door.
- Kan het met maar twee keer draaien in totaal? (achteruit rijden moet gebruikt worden)
- Met welke route raak ik zo min mogelijk vakjes? (wat is de kortste route?)
- Hier bouw ik een grote muur, daar kan je niet doorheen.
- Wat is de langste weg die je kunt maken?
- Kan het ook zonder kleed?
- In deze ‘straat’ is het eenrichtingsverkeer.
Deze kinderen willen meer! Ze dagen zichzelf en elkaar uit om te variëren in beweegmogelijkheden en routes. Ze gaan bouwen en spelregels verzinnen.
Deze is ook mooi:
“Oké, nu moet je steeds drie knoppen in drukken en daarna naar linksdraaien. Kun je er dan ook komen?”
Bee-bot met een zelfbedachte handicap, een afwijking naar links!
Sommige van deze uitdagingen zie je kinderen in groep 2 al aangaan (zeker als ze veel ervaring hebben) maar vooral in de middenbouw kun je hier bewust mee verder.
Geef als leerkracht eens een uitdaging, maar vraag ook zeker naar de ideeën van de kinderen. Die zijn vaak nog veel creatiever!
Niveau 5 – Stappen Noteren
Als kinderen zichzelf gaan uitdagen, dan zijn ze vaak ook toe aan het noteren van de Bee-bot instructies heb ik gemerkt. Ze kunnen de stappen die gezet moeten worden noteren in pijlentaal.
Daarnaast kunnen ze een notatie analyseren: inzien en verwoorden wat er gebeurt als ze een pijlennotatie van iemand anders zien).
Deze kinderen zijn in staat routes uit te denken zonder ze daadwerkelijk uit te voeren.
Fotografeer maar eens een opstelling voor de Bee-bot van bovenaf en laat de kinderen noteren hoe ze zouden rijden (in groepjes, mooi met een coöperatieve werkvorm).
Weten ze welke stappen nodig zijn zonder het materiaal te gebruiken?
De kinderen hebben niet per se meer het echte materiaal nodig, ze kunnen op het platte vlak werken. Handig als je de Bee-bot moet delen met een andere klas en toch wilt werken aan ruimtelijk inzicht en programmeren!
Het blijft natuurlijk wel leuk als ze per groepje hun oplossing ook daadwerkelijk kunnen uittesten.
Niveau 6 – Spelontwerp
Hoe vaker kinderen uitdagingen gaan verzinnen, hoe meer spelelementen je terug ziet komen.
Ze krijgen het zelfs voor elkaar om tegen elkaar te spelen met één Bee-bot!
Ik heb kinderen gezien die met een markeersteen (in dit geval een puntenslijper) onthielden waar de ander gebleven was. Ze tilden de Bee-bot steeds naar de juiste plek terug.
Voorbeelden van spelelementen die je kinderen ziet gebruiken:
- Je mag net zoveel stappen doen als je dobbelt met de dobbelsteen.
- Een vijand in het spel brengen (bv. poppetje in 3D of getekend) De vijand mag na elke drie stappen van de Bee-bot ook een stap doen, ook schuin! Kan de Bee-bot op tijd zijn doel halen of wordt hij gepakt door de vijand?
- Pokémonkaarten ‘pakken’ met de Bee-bot. Op elke kaart staat het aantal punten vermeld. Wie er het meest pakt.
- Als je op een blauw vak komt moet je een vraag van de stapel goed beantwoorden voor je door mag (de juf gaf erg handig vragenkaartjes over de topografie van Europa, twee vliegen in één klap!).
- Wie kan de schat bereiken met zo min mogelijk botsingen? (eerst al lol met het bouwen van een doolhof)
- Je moet vooraf een pijlenkaartje trekken en die pijl moet je dan in ieder geval gebruiken in je beurt.
- Na 8 stappen moet je ‘tanken’ anders kost het je een leven. Start was met drie levens. (Er waren een hoop tankstations gebouwd)
Je ziet, kinderen zijn echte makers! Ze halen er spullen bij, combineren bestaande spelelementen en maken hele doolhoven.
Zo kun je de oudere kinderen hele spellen laten uitdenken voor bijvoorbeeld de jongere kinderen.
Daarbij zijn ze prima in staat om er lesstof in te verwerken (als leerkracht draag je natuurlijk wel aan welke lesstof)
Doelen waar je aan werkt:
Er zijn nogal wat doelen die ik terugzie als je aan alle bovengenoemde niveaus met de Bee-bot (of een andere programmeerbare robot) werkt. Onderaan vindt je ook een stukje over woordenschat.
Programmeren
Correcte instructies geven. In gedachten stappen doorlopen. Patronen gaan herkennen. Instructies lezen en in gedachten weten wat er gaat gebeuren. Een schema met pijlentaal van de route maken.
(Tip: bekijk de leerlijn Denken als programmeur van de CED-groep eens)
Samenwerken
Kinderen leren steeds beter overleggen: luisteren en eigen ideeën op een handige manier delen.
Rekenen
De kinderen werken aan: ruimtelijk inzicht, het gebruik van wiskundetaal, tellen (stappen), meten (bij het bouwen van een parcours zonder mat met afstanden).
Probleem oplossend vermogen
De kinderen leren de praktische problemen die ze tegenkomen bij het besturen van de Bee-bot op te lossen. Zeker als ze erbij gaan bouwen. Ze moeten oplossingen beoordelen en onderbouwen. Een complex probleem in losse onderdelen aanpakken.
Techniek
De kinderen leren door te doen hoe de Bee-bot werkt. Dit kunnen ze later gebruiken om met andere technische producten of systemen om te gaan.
Leren Leren
Afhankelijk van het ontwikkelniveau kunnen je kinderen laten oefenen met hun: organisatievermogen, gevoel voor planning, omgang met frustratie, flexibiliteit, doelgericht gedrag en taakinitiatie.
Woordenschat
Als je themakaartjes maakt bij het werken met de Bee-bot (vormen, kleuren, cijfers, letters) kun je al een hoop woordenschat kwijt. Maar het werken met de Bee-bot nodigt überhaupt al uit tot het begrijpen van de volgende woorden:
- Robot
- Programmeren
- Invoeren, opdracht geven
- Vooruit/Achteruit
- Draaien, Een draai maken (evt. een draai naar links/rechts)
- Wissen (onthouden, vergeten, geheugen)
- Go, Start, Startplaats
- Opdracht geven, instructie
- Stappen (stappen tellen)
- Route, weg (korte, lange, snelle)
- Parcours
- Versperring
- Doodlopend
- Eenrichtingsverkeer
- Snelheid
- Gehaald/Winnen
- Team
- Uitdaging
- Concentreren, nadenken (stappen in je hoofd zien)
- Opladen
Bee bot, Beebot, Bee bot, Beebot, Bee bot, Beebot, Bee bot, Beebot,